JASPIS kanarie (spanje) +++ bij ontstaan ook bekend als amethist kanarie (italie)
Tijdens mijn zoektocht naar informatie over de Jaspis-mutatie in de maandbladen van KAOB en KBOF kwam ik tot de vaststelling dat over deze mutatie pas in 2004 een eerste artikel geschreven is. Dit eerste artikel verscheen in het KBOF maandblad van december 2004 onder de titel "De Jaspis kanarie: een juweel". Het was van de hand van een Spaans keurmeester, nl Francceo Grimalt Salva en was verrijkt met foto's van José Abellan Banos.
Het volgende artikel stond in het KAOB maandblad van januari 2008 en had twee auteurs, vooreerst de geestelijke vader José A. Abellan en M. Tonolio. Ik ga proberen aan de hand van meerdere artikels een reconstructie te doen van het ontstaan van de Jaspis. En zoals met alles...des te meer je over een bepaald onderwerp te weten komt, des te meer je beseft dat je er nog maar heel weinig over weet. En telkens vul je je kennis aan maar stuit je weer op nieuwe vragen en zodoende moet je weer op zoek naar meer kennis.
Volgens meerdere bronnen zou onze inlandse elssijs de eerste sijs zijn waarbij de dominant pastel mutatie bekend werd. En dan zijn er steeds kwekers die het idee krijgen om een nieuwe mutatie in te kweken in een andere vogelsoort. Dus was er de wens om de dominant pastel-factor van de elssijs in te kweken in onze kanarie. Maar kruisingen van elssijs x kanarie zijn bij mijn weten onvruchtbaar. Dus er moest een overdrager gezocht worden binnen de Zuid-Amerikaanse sijzengroep. En volgens de artikels die ik gelezen heb werd er zowel via de Kapoetsensijs (rode lipochroomkleur) als de Magelaansijs of zwartkopsijs (gele lipochroomkleur) getracht deze mutatie over te brengen via gerichte hybridekweek. En omdat dit gebeurde in zowel Spanje als Italië ontstonden er twee namen. In Spanje sprak men van Jaspis en in Italië van Amethist. Men bleef bij de naamgeving dus trouw aan het gebruik van de namen van edelstenen, net zoals bij isabel - topaas - opaal - kobalt.
De pastel-factor van de magelaansijs werd overgedragen als jaspis-factor bij de kanarie
De jaspis)mutatie is dus niet spontaan ontstaan binnen de kanariewereld maar via transmutatie of nog anders gezegd via genetische manipulatie. Maar dit alles met een positieve bedoeling. Het voordeel aan een plots ontstane mutatie is dat de geboren jongen die de eigenschap laten zien ook 100% de lichamelijke eigenschappen van de ouders laten zien. Bij hybriden is dat niet zo, een geboren F1-jong laat 50% eigenschappen van de Magelaansijs zien en 50% van de kanarie. Een F1-jong zien we nog niet als een volwaardige kanrie. Daarvoor moeten we minstens 4 generaties kweken:
- Paring van een F1-jong aan een kanarie geeft in de nakweek F2-jongen met gemiddeld (50% + 100%)/2 = 75% kanarie.
- Paring van een F2-jong aan een kanarie geeft in de nakweek F3-jongen met gemiddeld (75% + 100%)/2 = 87,5% kanarie.
- Paring van een F3-jong aan een kanarie geeft in de nakweek F4-jongen met gemiddeld (87,5% + 100%)/2 = 93,75% kanarie.
- Paring van een F3-jong aan een kanarie geeft in de nakweek F5-jongen met gemiddeld (93,75% + 100%)/2 = 96,875% kanarie.
- En vogels met 96,875% kanariebloed zijn niet meer te onderscheiden van zuivere kanariejongen.
- Momenteel zitten we 20 generaties verder en zullen we wel rond de 100% zitten, alhoewel sommige kanaries die uit de Zuiderse landen komen verdomd slank lijken en wel nog wat sijskenmerken tonen.
- Dus taak aan ons om mooie modelvogels te paren aan onze mutaties. Mooie ronde kop, mooie korte snavel, mooi rond lichaam en een mooie lengte.
Op de foto hiernaast zie je een kopdetail van de zwart jaspis, de foto is van Johan Van Der Maelen en zal in 2007 gemaakt zijn.
Gezien experimentkwekers reeds sinds 1998 bezig waren met het experimenteren van kruisingen van kanaries aan sijzen werden in de Zuiderse landen al regelmatig artikels hierover geplaatst, maar deze heb ik niet terug gevonden in onze Belgische maandbladen.
HIstoriek van de jaspis *** of *** creatie van de jaspis
Sinds ik me kan herinneren is het kweken van hybriden een tak die heel veel aanhangers kent binnen de ornithologische wereld. In onze Belgische contreien is dat meestal omdat er op onze shows veel reeksen zijn voor de hybriden en onze kwekers-tentoonstellers daarop inspelen. De eerste paringen van pastel Magelaansijs x kanarie gaven mooie vogels als resultaat. Het merendeel der kwekers is dan blij met het resultaat als tentoonstellingsvogel. Een beperkt aantal kwekers is dat niet en wil meer. Met in het achterhoofd de wetenschap dat de kruising met de Kapoetsensijs ons mooi resultaten bezorgd heeft ging men verder met het paren van deze F1 man met enkele reductie aan zwart gele en zwart witte kanariepoppen om zoveel mogelijk richting kanarie te kweken en tegelijk de reductie te behouden.
Koninklijke Algemene Ornithologische Bond - KAOB
AOB - De Vogelwereld Januari 2008
Gebaseerd op "De Jaspis, waarom niet? Tekst is M. Tonolio en de foto's van de geestelijke vader José A. Abellan.
De jaspis vindt volgens dit artikel zijn ontstaan 10 jaar eerder (1998) binnen de hybridekweek. De Heer Abellan paarde een man Magelaansijs met enkele reductie aan een zwart gele kanarie pop. En dit F1-kruisingsproduct is het echte ontstaan van de Jaspis-mutatie.
De jaspis-mutatie is een creatie en geen spontane ontstane mutatie.
Vooraleer we verder gaan met het artikel van onze twee Spaanse specialisten had ik graag nog een paar zaken verduidelijkt ivm F1-F2-F3 en R1-R2-R3-R4-R5. Wanneer we twee vogelsoorten aan mekaar paren die relatief kort bij elkaar liggen, zoals goudvink x distelvink, en we bekomen jongen dan spreekt van F1-jongen. Dit zijn nakomelingen van de eerste generatie in een kruisingsschema. Op dat ogenblik is er nog niet geweten of de F1-jongen ook vruchtbaar zijn. En nu kan men verschillende wegen op.
- Stel dat de paring F1-jongen zal geven die allen vruchtbaar zijn, dus zowel de mannetjes als de popjes, en we paren F1 x F1 dan spreken we van F2-jongen. Dit is de tweede generatie nakomelingen uit onderlinge kruisingen van F1-jongen.
- Maar ... bijna steeds is het zo dat als een F1-jong vruchtbaar is, het een mannetje zal zijn. Dus bij experimenten zal men steeds verder doen met mannelijke F1-jongen, dus F1-mannen. Maar die F1-mannen moeten dan de reductiefactor al bij zich hebben, anders kan de eigenschap (reductie) niet doorgegeven worden.
- In het geval van de jaspis moest er een F1-mannetje terug gepaard worden aan een kanarie omdat men de eigenschap in de kanarie wilde overzetten. Deze paring van een F1-mannetje met reductie aan een zwart gele pop (oudervogel of vogel van dezelfde soort) noemen F1 x R en dit geeft R1 jongen als resultaat. Bij de heer Abellan duurde het 2 jaar voor er een R1-jong geboren werd die EN van het mannelijk geslacht was EN de reductie meegekregen had.
- Vervolgens duurde het weer 4 jaar voor er uit de paring van R1 x R een R2 mannetje geboren werd dat de reductie meedroeg. Natuurlijk werden er ook R2 popjes geboren maar die werden nog niet gebruikt in de kweek, wellicht omdat men twijfelde aan de vruchtbaarheid van deze poppen.
- In 2003 werden er paringen gedaan van R2-mannetjes aan zwart gele poppen en men bekwam een 20-tal R3-jongen, men noemde deze jongen toen al Jaspissen, in zwart geel en zwart wit.
- In 2004 werden dan de R3-jongen aan mekaar gepaard en men bekwam de eerste dubbelfactorige en men bekwam ook de eerste R4-jongen in bruin geel en bruin wit.
- In 2005 werden dan de R5-jongen geboren en bij R5 gaat men er vanuit dat de vogels nu zijn wat men wilde bereiken, namelijk kanaries met de gereduceerde factor die we bij de kanarie jaspis noemen.
Koninklijke belgische ornithogische federatie KBOF
KBOF- De Witte Spreeuwen December 2004
Gebasseerd op "De Jaspis kanarie: een juweel". Tekst:Francceo Grimalt Salva en was verrijkt met foto's van José Abellan Banos.
De nieuwe mutatie krijgt pas echt aandacht van de kanariewereld tijdens de COM-wereldshow te Lausanne in 2004. Er werd toen het gerucht verspreid dat er in de verkoopklasse een tweetal kleurkanaries te koop werden aangeboden onder de benaming Amethist. Natuurlijk waren deze vogels binnen de kortste keren verkocht.
Naast de naam van José Abellan duikt hier de naam op van Guillermo Cabrera. Deze twee kwekers bleven geloven in de nieuwe mutatie ondanks vele tegenslagen en veel onbevruchte eitjes en vele bevruchte eitjes die niet kipten. Deze twee kwekers hebben van meet af aan al hun ervaringen gedeeld met de internationale vogelwereld.
in verscheidene Spaanse steden was men bezig om van dit project een succes te maken.
- Stap 1: het overzetten van de gereduceerdepastel-factor bij de elssijs naar een exotische sijs. Hier spreekt van de geelbuiksijs (weer een andere sijs dan de zwartkopsijs en de kapoetsensijs).
- Stap 2: het overzetten van de gereduceerde pastel-factor bij de exotische sijs naar de kanarie.
In de lente van 2003 heeft José Abellan een F3 zwart groene man gekweekt die gereduceerd was en diepgroen van kleur was maar ... die zich genetisch gedroeg als een kanrie, dus vruchtbaar was en die via paringen aan verscheidene poppen F4-jongen gaf in intensief - schimmel en mozaiek. Alles leek toen plots te lukken.
Deze F4-jongen hadden:
- Het fenotype van de kanarie
- Het genotype was met 93,75 % ook van de kanarie.
- En alle jongen waren vruchtbaar.
80 jaar na de het inkweken van het rood via de kapoetsensijs werd er opnieuw een eigenschap in de kanarie gekweekt
Foto hierboven: links JASPIS, midden PASTEL en rechts GRIJSVLEUGEL. Foto is ingescand uit het maandblad van KBOF en hoorde bij het artikel. Volgens Rob Kristel (NL)is er een wezenlijk verschil tussen deze drie factoren. En inderdaad als je een grijsvleugel en een jaspis naast mekaar zet zie je overduidelijk het verschil.
Maar een kleur proberen creëren is een zaak van jarenlange inspanningen en ontgoochelingen, deze creatie erkend krijgen als kleurslag bij de C.O.M. is nog een ander paar mouwen. Jan Van Overvelt beschreef het heel duidelijk in zijn artikel met de titel "De Jaspis, eindelijk erkend" in De Witte Spreeuwen van december 2014. De erkenning heeft liefst zeven jaar aangesleept. Van meet af aan kregen de eerste kwekers de wind tegen. Men zag te veel gelijkenissen met de pastelfactor en sterker werkende grijsvleugelfactor. Men begreep ook niet dat uit de paring van jaspis aan jaspis ook niet-jaspissen konden gekweekt worden. Dit is natuurlijk een normale zaak bij de paring van een dominant verervende factor.
Na de erkenning in 2014 moest er dan gewerkt worden aan de C.O.M.-standaard. Eerst werden er kweekrichtlijnen opgesteld om uiteindelijk tot een definitieve standaard te komen. Deze standaard zal ik toelichten bij de kleuren die ik kweek.
invloed van de jaspis-factor op de melanines (pigmenten)
De foto links is van de hand van Johan Van der Maelen en is gekopieerd uit het boek Mondial Rosmalen 2015. We zien een zwart jaspis wit van José Abellan.
Deze foto toont net als de foto met de drie mutaties hierboven dat er weldegelijk een wezenlijk verschil is tussen deze drie mutaties. We spreken wel over drie pastel-mutaties die een verdunning bewerkstelligen maar het resultaat is verschillend.
Pastel en grijsvleugel vormen een meervoudige mutatiereeks en vererven geslachtsgebonden.
Jaspis vererft dan weer autosomaal dominant maar bij de enkelfactorige is de vererving onvolledig dominant. Als we twee enkelfactorige aan mekaar paren kweken we een zeker percentage vogels die de factor dubbel bezitten en zodoende als homozygoot kunnen bestempeld worden.
We spreken bij de Jaspis van een verdunning of een reductie van de eumelanine, zowel de zwarte als de bruine. Maar dat is een relatief begrip. Over welke verdunning praten we (kwalitatief of kwantitatief) en op welke plaats in de veren?
- Bij een kwantitatieve reductie zorgt de mutatie voor een reductie van het aantal pigmentkorrels.
- Bij een kwalitatieve reductie blijft het aantal pigmentkorrels gelijk maar de inhoud aan kleurstof is gereduceerd.
- En een volgende vraag voor onze beeldvorming is: in welke veren zitten de pigmentkorrels die gereduceerd in kleur gaan worden, zodat we kunnen bekijken wat er waar verdund gaat worden. Eens we dat weten kunnen we ons in detail voorstellen wat de uiteindelijke verschijningsvorm gaat worden want daarop moeten onze Technische Commissies zich baseren om de Standaardeisen op te stellen.
Nu naar de praktijk: wat wordt er gereduceerd en waar?
De enkelfactorige jaspis-mutatie
Bij de enkelfactorige Jaspis kanarie is de verdunning van de eumelanine verregaand. Een percentage wordt er niet aangegeven maar als de dubbelfactorige 100% reductie dan zal de enkelfactorige ongeveer de helft zijn of 50%. Dus toch een serieuze opbleking van de zwarte bestreping. De rugbestreping is niet meer aanwezig als een brede ononderbroken streep maar als een soort schubpatroon waarbij je de schachten als aders ziet en de omranding van de veren iets donkerder is.
Zeer opvallend is de zeer sterke reductie van eumelanine in de vleugelpennen en in het middengedeelte, terwijl de toppen van de vleugelpennen donker blijven zoals bij de grijsvleugels.
In de staartpennen treedt ook een reductie van eumelanine op waardoor achter de stuit een lichtere kleur ontstaat. Dit is een tip als je wil zeker zijn of je een jaspis of een grijsvleugel in de hand hebt. Grijsvleugels zijn niet lichter van kleur achter de stuit.
De jaspisfactor heeft geen invloed op de phaeomelanine.
Omdat de enkelfactorige jaspis nog pigment in de poten heeft komen soms witte teennagels en zelfs witte tenen voor. Dit is een vorm van bont en moet uitgeselecteerd worden.
Jaspissen kunnen net als grijsvleugels donkere veertjes bezitten die niet gereduceerd zijn, deze kunnen getrokken worden voor de show. Dit kan ook een punt van selectie zijn als er teveel zwarte veertjes te zien zijn.
De dubbelfactorige jaspis-mutatie
Bij de dubbelfactorige Jaspis kanarie is de verdunning van de eumelanine bijna compleet, dus bijna 100% verdund Ook het de eumelanine in snavel en poten is zoveel verdund zodat deze heel bleek worden.
Zo een dubbelfactorige zwart gele kanarie ziet er dan uit als een isabel gele, dus hele fijne aders zichtbaar.
Het dubbel aanwezig zijn van deze reductiefactor bij de sijzen zorgt ervoor dat de randen van de veer iets donkerder blijft. De schacht en de randen zijn iets donkerder en de rest van de veer (middengedeelte) is heel licht.
De lipochroomkleur wordt door de jaspis-mutatie niet beïnvloed.
De kleuren die ik kweek in Jaspis zijn:
-
zwart jaspis rood mozaïek
-
zwart jaspis geel mozaïek
-
bruin jaspis rood mozaïek
-
bruin jaspis geel mozaïek
-
zwart jaspis wit en zwart jaspis geel
-
bruin jaspis wit en bruin jaspis geel
Maak jouw eigen website met JouwWeb